De Miami Series
door Edo Dijksterhuis
New York en San Francisco mogen dan wedijveren om de titel ‘meest gefilmde stad ter wereld’, voor liefhebbers van tv-series is Miami de meest herkenbare stad in de Verenigde Staten. In CSI Miami zoeven Horatio Caine en zijn forensisch team over 8-baans snelwegen van bloederige crimescene naar groezelige buitenwijk. Massamoordenaar Dexter doet zijn methodes om lijken op te ruimen uit de doeken tegen een achtergrond van pastelkleurige art deco-huizen. En ‘meer retro, maar verankerd in het collectieve bewustzijn’ in Miami Vice scheuren Crockett en Tubs in hun Ferrari langs blikkerende kantoortorens of per speedboot voorbij hagelwitte stranden.
Op tv is de stad decor. De stad is de achtergrond voor stedelijke actie. Dit is de speeltuin van bikini-babes met cocktails in hun hand, de arena voor zakenlui met mobiele telefoons tegen hun oor geplakt, de zonovergoten hel voor daklozen die hun complete leven meezeulen in een winkelwagentje. Kunstenaar Hans Wilschut heeft in zijn nieuwste werk Miami geportretteerd. Maar in zijn foto’s zijn de stadsbewoners opvallend afwezig. Er is geen mens te zien. Wilschut toont de stad zonder het leven, puur en alleen als decor. En dat doet je als kijker des te meer denken over wie die mensen eigenlijk zijn. Want wat voor volk bouwt er nu zulke megalomane torens? Hoe manoeuvreren de stedelingen binnen dat netwerk van asfaltstroken? Zouden ze fijn werken en lekker wonen tussen al dat beton en spiegelend glas?
Op het eerste gezicht is het Miami van Wilschut een omgekieperde blokkendoos op reuzenformaat. Bijzonder sculpturaal, als een verzameling geometrische vormen, maar ook nogal steriel en doods. Er is geen organische connectie tussen het ene superhotel en het andere megakantoor. Tussen die plekken waar wordt gegeten, geslapen, geruzied, geld verdiend en gevreeën zitten poelen niemandsland, ‘a terrain vague’ waar je het liefst zo snel mogelijk en per auto met airconditioning doorheen rijdt. En toch heeft Miami in de geesten van duizenden tv-kijkers, vakantiegangers en pensionado’s het imago van sexy uitgaansstad en subtropisch rustoord.
Miami is een stad met veel gezichten, gezichten die vaak tegenstrijdig zijn. Op basis van het aantal inwoners levend onder de armoedegrens bestempelde de US Census Bureau in 2004 ‘The Magic City’ als op twee na armste stad in Amerika. Vijf jaar later riep de Zwitserse bank UBS Miami uit tot ‘rijkste stad in de VS’, maar dan gemeten naar koopkracht. De zware industrie zorgt voor milieuoverlast, maar de stad kan ook pronken met de titel ‘schoonste Amerikaanse stad 2008′, met dank aan zakenblad Forbes. Juist door zijn op het eerste gezicht afstandelijke manier van werken geeft Wilschut in zijn foto’s een gezicht aan de mensen die schuil gaan achter de statistieken en de ranglijstjes. Hij doet dat door de gebouwen, de infrastructuur en de skyline die het decor zijn van het dagelijks leven tot hoofdrolspelers te maken. Overdag rijdt de fotograaf rond in de stad, op zoek naar geschikte locaties. Hij krabbelt adressen in zijn opschrijfboekje en neemt snapshots. Hij neemt de lift naar de hoogste verdieping van bankgebouwen en controleert hoe de security werkt. Het eigenlijke werk begint als de zon onder is. Dan dringt hij gewapend met statief en camera binnen bij de locus deliciti van zijn keuze. Op het rand van de nacht, als de architectuur baadt in kunstlicht, legt hij individuele gebouwen vast of verkeerspleinen. Het resultaat is onwerkelijk en bijna abstract, alsof je naar een maquette kijkt. De stad is gereduceerd tot vlakken en lijnen, zeker in de foto’s waarin Wilschut inzoomt op een gevel en er geen dak, stoep of horizon te zien is die houvast geeft. Het grote formaat waarop de foto’s zijn afgedrukt, zorgen ervoor dat je als kijker het beeld binnen wordt gezogen.
Het werk van Hans Wilschut doet soms denken aan dat van de Duitse fotograaf Michael Wolf. Maar in Wolfs foto’s van appartementgebouwen zijn vaak nog mensen te herkennen. Ze zwaaien, steken een middelvinger op naar de fotograaf of gaan gewoon hun gang. Wolfs werk laat zich lezen als een zoekplaatje vol menselijk leven. Wilschut laat dat element weg. Hij toont het theater van het leven, terwijl de acteurs net even met lunchpauze zijn. Wat Wilschut doet is meer dan architectuurfotografie. Hem gaat het niet alleen om de vormen en het ritme in het beeld. Hij legt de emoties en de verhalen bloot die daarachter liggen. De weemoed die uitgaat van een lantaarnpaal naast een parkeerwachtershokje, de ironie van een wooncomplex met de naam ‘Court’ dat zich op betonnen pijlers verheft boven een asfaltstrook die niets van een plein heeft, de mechanische sensualiteit van een snelweg die zich door een shoppingmall boort.
Lang nadat Crocket, Tubs, Horatio en Dexter hun hielen hebben gelicht blijft dit decor staan dat de sporen draagt van hun acties. Dat is wat Wilschut vastlegt. Daarmee bedrijft hij eigenlijk een vorm van ad hoc archeologie. Met zijn camera blaast hij het stof van een beschaving af en toont hij ons haar zonder het geroezemoes van het alledaagse leven. Hij legt de geschiedenis vast terwijl zij gebeurt.