Stedelijke werkelijkheid als prentenboek van verlangens

Xandra de Jongh, gepubliceerd in Smaak, jaargang 9, nummer 43

Fotograaf Hans Wilschut maakte drie monumentale fotowerken voor het gebouw van Rijkswaterstaat Zeeland in Goes. Werken die op subtiele wijze inhoudelijk refereren aan de verantwoordelijkheden van de organisatie. Vooral aan de enorme, onvoltooide fly-over die het trappenhuis insteekt moesten de medewerkers wennen. Een mooi beeld, maar voor een organisatie die zich onder meer ontfermt over snelwegen, is een dergelijke planologische misser aan de muur wel even slikken.

Toegegeven, het non-descripte gebouw van Rijkswaterstaat Zeeland in Goes is niet de meest spannende locatie voor een kunstenaar. Over het twee verdiepingen tellende gebouw, gelegen aan de rand van een woonwijk, valt eigenlijk niet veel meer te vertellen dan dat het er gewoon staat. Eigenlijk is daar ook niets mis mee. We kunnen tenslotte niet allemaal in een designersdoos werken. En eenmaal in het gebouw wordt het al een stuk interessanter. Recent is na een grondige verbouwing de boel opgefrist. Het resultaat is een nieuwe indeling met gemoderniseerde kantoren, lichtkoepels, een koffiecounter, enzovoorts. Maar het meest in oog springt iets anders. De bezoeker die de receptie passeert wacht een groots entree. Een enorme, plots afgebroken fly-over dendert hem vanuit het trappenhuis tegemoet.

Curiositeit
Het is een spannend beeld, zeker voor een organisatie die verantwoordelijk is voor het onderhoud, beheer en aanleg van (vaar)wegen in de provincie Zeeland. Want wie het geheel wandvullende fotowerk goed bekijkt ziet dat de vanaf onderen, met een groothoeklens gefotografeerde fly-over niet middenin het bouwproces is vastgelegd. Integendeel. Onder het onafgemaakte staketsel bevindt zich een keurige parkeerplaats waarvan een aantal parkeervlakken zelfs zijn voorzien van een tentdakje. In het ’s avonds geschoten beeld is verscholen achter een boom een tweede fly-over te zien. Ook bij deze is de bouw in een bocht abrupt gestopt. Niet veel verder staat een flatgebouw hopeloos in de weg. Het is duidelijk dat beide snelwegen letterlijk nooit hun eindbestemming zullen kennen, maar tot een curiositeit zijn gedoemd van opzichtige, planologische misser in het stedelijk landschap.

Althans in Nederlandse ogen. Fotograaf Hans Wilschut maakte het werk in het Zuid-Afrikaanse Kaapstad. De bochten van de twee fly-overs waren indertijd verkeerd berekend. Toen het ‘foutje’ tijdens het bouwproces aan het licht kwam werd de bouw simpelweg gestaakt, en werden de staketsels, weliswaar op onvoorziene wijze, alsnog onderdeel van het stedelijk landschap. Elders blijkbaar een zaak waarover men de schouders ophaalt. In de Nederlandse, met Zwitserse precisie, gecreëerde openbare ruimte, waarin restplekken en rafelranden als onkruid worden bestreden, een ondenkbare situatie. Niet geheel verbazingwekkend riep dit werk onder medewerkers volgens Wilschut in eerste instantie gemengde gevoelens op. Doet de aanblik van een dergelijk beeld, dat bezoekers bij binnenkomst ongeveer als eerste zien, niet teveel de wenkbrauwen fronsen? Is het niet teveel antireclame voor de organisatie? Moet niet elk misverstand worden vermeden dat het hier nadrukkelijk niet om ‘eigen werk’ gaat.

Visuele vraagtekens
Ook het tweede fotowerk van Hans Wilschut, dat zich afspeelt aan het einde van de gang van de afdeling water, laat een nogal on-Nederlandse situatie zien. Een wijds panorama (waarvoor drie opnames tot één beeld zijn gemonteerd) van een enorme stuwdam die werkloos in een letterlijk leeg gelopen landschap staat. Op een minuscuul plasje na, is er nergens water. We bevinden ons in de Karoo woestijnvlakte in Zuid-Afrika. Een eindeloos, droog gebied dat zich uitstrekt van de binnenlanden van Eastern Cape naar de Indische Oceaan en bijna een derde van Zuid-Afrika inneemt. De volstrekt functieloze stuwdam in dit ‘land van de grote dorst’, de inheemse betekenis van Karoo, staat in schril contrast met de talloze onmisbare sluizen en dammen in ons land. Zoals bijvoorbeeld de Zeeuwse Krammersluizen die onderwerp zijn van het derde fotowerk van Wilschut, dat een van de andere muren in het bedrijfsrestaurant vult. Maar waar de andere twee werken zich tot visuele vraagtekens van het getoonde landschap optpoppen ontpoppen, gaat Wilschut in dit werk juist voorbij aan functie en doelmatigheid. Hij toont het in de Philipsdam gelegen Krammersluizencomplex niet in zijn alledaagse, vernuftige glorie, maar tovert het om tot een haast abstract beeld. Het bij zonsondergang vanuit een vliegtuig gefotografeerde sluizencomplex wordt gereduceerd tot een lijnenspel van donkere contouren in een glinsterend vlak. De zwarte sluizen ogen met hun uitstulpingen als Chinese karakters. Het enige oer-Hollandse plaatje van de drie werken is onder handen van Wilschut net zo exotisch geworden als de Zuid-Afrikaanse beelden van de fly-over en de stuwdam.

Voyeur stedelijk lanschap
Wilschut concentreerde zich in zijn opdracht duidelijk op de ‘natte’ en ‘droge’ functies van Rijkswaterstaat. De fotowerken zijn beelden die op subtiele, maar prikkelende wijze refereren aan de aard en de verantwoordelijkheden van de organisatie. Een dergelijke gelaagdheid is typerend voor het werk van Hans Wilschut. In zijn fotowerken van (nachtelijke) stedelijke en industriële landschappen -denk aan de ongebreidelde stedelijke wildgroei in Azië, Afrika en rijke oliestaatjes- schuilt veelal een maatschappelijke onderlaag. In louter esthetische beelden of een digitaal gemanipuleerde werkelijkheid is Wilschut -in tegenstelling tot veel andere fotografen van het urbane landschap- dan ook niet geïnteresseerd. Voor wie goed kijkt biedt de stedelijke werkelijkheid genoeg opmerkelijke beelden. Wilschut is zo’n scherpe voyeur. Een trage voyeur ook. Wilschut bezoekt locaties vaak meerdere keren en het gebruik van een technische camera is een tijdrovend proces. Ogenschijnlijk onmogelijke perspectieven in zijn beelden zijn niet digitaal gemanipuleerd, maar het gevolg van ouderwetse waaghalzerij. Voor Wilschut is het klimmen op de hoge boog van een brug of het dak van een flatgebouw simply part of the job. Het is een meer poëtisch dan prozaïsch werkproces, dat een weerspiegeling vindt in het karakter van zijn werk. In essentie gaat Wilschut in zijn fotobeelden voorbij de fysieke stad als de optelsom van stenen, glas en beton. Voorbij de snelle facadearchitectuur laat hij ons veeleer de stedelijke werkelijkheid zien voor wat het is: een prentenboek vol van menselijke verlangens, angsten, preoccupaties en mislukkingen.


  • share on